Opzegging van de kredietrelatie door de bank
In het huidige tijdperk komt het veelvuldig voor dat de bank een kredietrelatie met de cliënt opzegt. Regelmatig wordt mij dan ook de vraag voorgelegd of dit zomaar mag?
De bank heeft de mogelijkheid om de kredietrelatie[1] in zijn geheel op te zeggen op grond van artikel 35 van de toepasselijke Algemene Bankvoorwaarden (ABV), waarvan de inhoud als volgt luidt:
‘Artikel 35 Opzegging van de relatie
Zowel de cliënt als de bank kan de relatie tussen hen schriftelijk geheel of gedeeltelijk opzeggen. Als de bank de relatie opzegt, deelt zij desgevraagd de reden van de opzegging mee. Na opzegging van de relatie worden de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten zo spoedig mogelijk afgewikkeld met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen. Tijdens de afwikkeling blijven deze algemene bankvoorwaarden en de op de individuele overeenkomsten toepasselijke specifieke voorwaarden van toepassing.’
Dit artikel doet vermoeden dat de bank de kredietrelatie om iedere reden zou kunnen opzeggen. Dit ligt echter iets genuanceerder. Bij de opzegging dient de bank te handelen in overeenstemming met de op haar rustende bancaire zorgplicht. Volgens vaste rechtspraak vloeit deze zorgplicht voort uit de bijzondere functie die de bank in onze maatschappij vervult, waar zij als bij uitstek deskundig te achten professionele financiële dienstverlener een bepaald vertrouwen geniet. De bancaire zorgplicht is opgenomen in artikel 2 ABV: ‘De bank neemt bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste vermogen rekening met de belangen van de cliënt (…)’.
In de rechtspraak is reeds bepaald dat de bank van de contractuele opzeggingsbevoegdheid (artikel 35 ABV) gebruik mag maken tenzij dat, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.[2] Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in haar uitspraak van 18 augustus 2015 een drietal factoren aan deze maatstaf toegevoegd, te weten (1) bestond er een gegronde reden voor opzegging van de kredietrelatie, (2) is de reden desgevraagd medegedeeld aan de kredietnemer en (3) welke opzeggingstermijn is gehanteerd.[3]
Op basis van de rechtspraak zou er sprake kunnen zijn van een gegronde reden voor opzegging in het geval de kredietnemer strafbaar handelen kan worden verweten[4], de kredietnemer de reputatie van de bank zou kunnen schenden[5] en er sprake is van een strategiewijziging aan de zijde van de bank[6]. Aan dit rijtje kan na voornoemde uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch de volgende reden worden toegevoegd, te weten een vertrouwensbreuk tussen de bank en de kredietnemer.
Aan de opzeggingstermijn wordt in de rechtspraak minder waarde gehecht, maar aan de terugbetalingstermijn des te meer. Zo wordt het met onmiddellijke ingang opzeggen van de kredietrelatie niet onredelijk bevonden, mits de terugbetaling c.q. kredietopeising pas over 6 maanden onder dezelfde voorwaarden plaatsvindt.
Het mag duidelijk zijn dat de omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beoordeling of de opzegging van de kredietrelatie door de bank (on)aanvaardbaar is. Artikel 35 van de ABV geeft de bank geen carte blanche om de kredietrelatie met u op te zeggen.
Heeft uw bank de kredietrelatie met u opgezegd? De kans is aanwezig dat de bank daarbij niet de op haar rustende zorgplicht tegenover u in acht heeft genomen en dat u stappen kunt ondernemen richting uw bank. Laat de (on)aanvaardbaarheid van de opzegging geheel vrijblijvend beoordelen door Pieter Lettinga.
[1] D.w.z. rekeningcourantovereenkomsten en leningsovereenkomsten.
[2] HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929 (ING/De Keijzer Beheer).
[3] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 augustus 2015, ELCI:NL:GHSHE:2015:3245.
[4] Rechtbank Arnhem 9 maart 2005, LJN AT3644.
[5] Rechtbank Groningen 18 november 2008, LJN BG6475.
[6] Rechtbank Den Haag 19 maart 2008, RF 2009/19 (VHS Onroerend Maatschappij NV/Staal Bank NV)